Ik zie veel interne adviseurs die dol zijn op apen maar niet weten hoe ze er vanaf moeten komen. Ik zie ook professionals die dol zijn op het vetmesten en koesteren van hun konijnen. Ze kunnen gewoon niet zonder… (Leestijd 3.05 min. m.m.v. Noëlle van der Hagen)
Over apen
Ik gebruik de metafoor van ‘apen op de schouder’ om weer te geven hoe snel je in organisaties een klus krijgt en hiermee aan de slag gaat. Zonder goed af te stemmen waar het over gaat. Mensen/managers zoeken in organisaties andere mensen om hun werk kwijt te kunnen. ‘Weer een vinkje op de actielijst’ is dan de gedachte. Het gaat lekker snel, de klus wordt gedaan en we kunnen door naar een volgende klus. De vraag is of de goede klus wordt gedaan en of de goede richting is gekozen voor de oplossing. Met andere woorden, is de klus wel onderzocht en het probleem dat daar achter ligt? Of fietsen we meteen door naar oplossing, een quick fix in deze snelle tijd?
Nadeel voor de adviseur is dat je maar blijft rennen en weinig tijd hebt om zelf te bepalen wat je wilt en wat je visie is. Voor sommigen is het ‘ook wel lekker’ om steeds zo hard aan de slag te zijn. ‘Het geeft zo’n voldaan gevoel’. ‘Knap hé, dat ik zoveel klussen tegelijk kan!’. Een ander nadeel is dat je in de uitvoering blijft, van klus naar klus rent en voordat je het weet een ‘duizend-dingen-doekje’ bent. En die gaan op den duur stinken…
Over Konijnen
Konijnen zijn van een ander soort. Zacht, aaibaar, lief, snel vermenigvuldigend en ze eten lekker door. Ze blijven maar blijven groeien. Veel adviseurs, zeker specialisten, en ook projectleiders hebben klussen die ze koesteren, waar ze gaandeweg verliefd op worden. Die trek je naar je toe, die wil je houden en ontwikkelen. Op naar de volgende konijnenshow waar ze kunnen pronken met grote, zachte vetgemeste diertjes. Terwijl er niemand in de organisatie op zit te wachten. Of de opdrachtgever wil een kleiner beestje of een vogel. Ook hier voelt het fijn om zo’n belangrijk project te hebben. ‘Ik ben zo druk met dit project, ik kan er niks bij hebben’. ‘Ja, dit hoort ook bij mij en dat ook… Ik ben de enige die dit kan (of tijd heeft)’. Het is een automatisme, ‘de ziekte die helpen heet’. Helpen omdat het jezelf helpt, niet omdat het iets oplost in de organisatie. Kern van de zaak: het gaat om de dingen goed te doen EN om de goede dingen doen. Met een opdrachtgever in het primair proces die echt zit te wachten op jouw konijn.
The way out
Apen en konijnen zitten adviseurs en opdrachtgevers in de weg. Hoe kom je hieruit? Eerste stap is dat je het patroon bij jezelf en je omgeving ziet. En dat daaruit een behoefte, pijn of verlangen ontstaat om het anders te doen. Vervolgens doemt de vraag op: wat is mijn aandeel hierin? Waarom wil ik zo’n dierentuin onderhouden? Hoe komt het dat ik dit zo in stand houd? Hier begint je invloed en dit kun je veranderen. Dat vraagt om heel goed te kijken naar jouw organisatie, klanten, collega’s of managers. Mogelijk kun je daar, samen met collega’s, invloed op uitoefenen.
Nu verandert het pad voor de apen en de konijnen. Bij apen moet je een knip maken. Als er een aap op je afkomt: stop! Laten we gaan zitten ‘beste potentiele opdrachtgever’, verder praten over je vraag en wat erachter zit (probleem/zorg) en wat de behoeften en belangen zijn. Ben ik de juiste persoon? Interesse, het bevragen en contracteren is hier de basis. Zie: http://internadviseren.nl/uncategorized/interne-adviseur-en-opdrachtgever-een-lastige-dans-2/ en http://internadviseren.nl/uncategorized/ongevraagd-advies-zorg-dat-er-om-gevraagd-wordt/
Konijnen zijn lastiger. Apen komen van buiten, konijnen komen van binnen. Om met deze diertjes om te gaan moet je eerst zelf weten wat je wilt. Wat voor een soort adviseur wil je zijn of worden en welke opdrachten horen daarbij? Daarbij komen vragen naar jouw professionele identiteit. Over jouw (persoonlijk) zelf:
Wat maakt dat je altijd zoveel werk hebt? Wat doe je daar zelf in? Hoe is dat ontstaan? En over jouw professioneel zelf: wat is jouw visie op het vak als adviseur? Wat wil je neerzetten in de organisatie en in de wereld? Waar sta jij voor in jouw organisatie? Waar ben jij van?
Daarna helpt het om overzicht te maken van je klussen en hierbij de ‘konijnigheid’ aan te geven: welke klussen zijn belangrijk voor de organisatie? Waar gaat iemand echt mee aan de slag? Wat wil ik, in overleg met de omgeving, echt neerzetten? Op basis daarvan kun je kiezen en zorgen dat je konijnen in proportie zijn of wegblijven.